Hoe kan Nederland de stijging
van de zeespiegel aan?

Dat onderzoeken we in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. In 2026 komen de eindresultaten, hier geven we een tussenbalans, zodat je er nu al rekening mee kan houden.

De zeespiegel stijgt door klimaatverandering.
Dat gaan we allemaal merken.
We zijn nu al hard aan de slag: dijken versterken, zand opspuiten voor de kust (zandsuppleties) en zoetwater vasthouden. We moeten alles op alles zetten om ons ook op termijn te blijven beschermen tegen overstromingen en leren leven met minder zoetwater. Hoe minder broeikasgassen de wereld uitstoot, hoe langer en beter we Nederland veilig en leefbaar kunnen houden.

We moeten bijvoorbeeld veel Noordzeezand beschikbaar houden voor de toekomstige kustverdediging en ruimte openhouden voor dijkversterkingen.

Er komt meer zout in onze watersystemen. Daardoor neemt de beschikbaarheid van zoetwater af. We moeten accepteren dat bepaalde locaties zullen verzilten en het watergebruik verminderen.

Andere klimaatveranderingseffecten versterken de gevolgen van zeespiegelstijging. Denk aan extremere rivierafvoeren (hoger en lager), langere perioden van droogte en meer hitte.

Hoe snel gaat de zeespiegelstijging in Nederland?

De zeespiegel stijgt en blijft de komende eeuwen stijgen. Hoe snel, dat is onzeker. Waar hangt de snelheid vanaf? En waar moeten we rekening mee houden?

Vanaf de industriële revolutie, rond 1900, is de zeespiegel sneller gaan stijgen. Sinds 1960 is er opnieuw een versnelling.

De grafiek laat de zeespiegelstijging tussen nu en 2100 zien. Een gele zone geeft weer binnen welke bandbreedte de zeespiegel tot 2100 stijgt als we de CO2-uitstoot niet beperken. In 2100 komt de onderkant van de bandbreedte uit op 60 cm en de bovenkant op 120 cm. Bron is KNMI-scenario’s 2023.

Er komt een blauwe zone bij in de grafiek. Die laat zien binnen welke bandbreedte de zeespiegel tot 2100 stijgt bij een CO2-uitstoot zoals afgesproken in Parijs. In 2100 komt de onderste lijn dan uit op 30 cm en de bovenste op 70 cm. Bron is KNMI-scenario’s 2023.

Er komen drie stippellijnen bij in de grafiek. Die laten schattingen zien van de hoogst mogelijke zeespiegelstijging. De hoogste lijn komt in 2100 uit op een zeespiegelstijging van 250 cm. Bron is KNMI-scenario’s 2023.

De grafiek met de twee scenario’s voor de CO2-uitstoot en de drie stippellijnen wordt nu doorgetrokken tot 2300. De stippellijn met de hoogste schatting komt in 2300 uit op 17,5 meter zeespiegelstijging. Bron is KNMI-scenario’s 2023.

  • Als we de CO₂-uitstoot niet beperken (bandbreedte)
  • Bij CO₂-uitstoot zoals afgesproken in Parijs (bandbreedte)
  • Drie schattingen van de hoogst mogelijke zeespiegelstijging

Als we niets doen tegen klimaatverandering, zal de zeespiegel rond 2100 zeer waarschijnlijk 60 tot 120 cm hoger staan dan aan het begin van deze eeuw.

De zeespiegel stijgt langzamer als de CO₂-uitstoot wereldwijd afneemt. Als we de CO₂-doelstellingen behalen die zijn afgesproken in 'Parijs', dan komen we in Nederland uit op een zeespiegelstijging van 30 tot 70 cm in 2100.

De zeespiegel kán ook veel sneller gaan stijgen als het landijs van Antarctica plotseling snel afsmelt. Dan kan de zeespiegel in 2100 tot wel 2,5 meter hoger staan.

Na 2100 blijft de zeespiegelstijging nog eeuwen doorgaan. Ook als de temperatuur dan niet verder stijgt. Hoe snel de zeespiegelstijging echt gaat, hangt af van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Als we die vlot kunnen beperken, zijn de meest extreme scenario's nog te voorkomen.

We weten dus zeker dat de zeespiegel langs de Nederlandse kust blijft stijgen en wat de uitersten zijn.

Kunnen we de
zeespiegelstijging aan?

Zeespiegelstijging heeft gevolgen voor de waterveiligheid en voor zoetwater. Wat zijn deze gevolgen? En kunnen we ze beheersbaar houden met de huidige aanpak? We hebben nu onderzocht wat technisch mogelijk is. Inzichten in de maatschappelijke consequenties en de uitvoerbaarheid van maatregelen komen in 2026.

Gevolgen waterveiligheid

Door zeespiegelstijging komt het water hoger tegen onze dijken, dammen en duinen te staan. Het lijkt technisch mogelijk om Nederland tot 3 meter zeespiegelstijging te blijven beschermen tegen overstromingen als we de huidige aanpak opschalen.

Dat vraagt grote inspanning en ingrijpende maatregelen: omvangrijkere zandsuppleties, hogere en bredere dijken, meer pompen. Daar moeten we genoeg ruimte en zand en klei voor vrij houden.

Kustlijn Steeds meer zand suppleren om de kustlijn op zijn plaats te houden. Lees meer
Huidige aanpak. Nu suppleren we 11 miljoen kubieke meter zand per jaar. De illustratie laat zien dat een schip zand suppleert op de onderwateroever, zeewaarts van de huidige kustlijn.
Als we niets extra's doen, verschuift de kustlijn landinwaarts bij toenemende zeespiegelstijging.
Naarmate de zeespiegel verder stijgt, moeten we (veel) meer zand gaan suppleren. De illustratie is een staafdiagram. Links een kort staafje met de omvang van de zandsuppleties nu. In het midden een staafje met de benodigde zandsuppleties bij 1 meter zeespiegelstijging: 1,5-3 x zoveel als nu. Rechts een staafje met de benodigde zandsuppleties bij 3 meter zeespiegelstijging: 2,5-4 x zoveel als nu.
In theorie kunnen we genoeg zand uit de Noordzee winnen om de kustlijn ook in de toekomst op zijn plaats te houden.
We moeten dan wel het zandwinbeleid voor dit doel verruimen en de zandsuppleties optimaliseren.
De kosten per kuub zand worden daarmee hoger, omdat het van verder op zee komt.
We moeten regelen dat volgende generaties over het Noordzeezand kunnen beschikken voor de kustlijnzorg. De illustratie laat als voorbeeld een windmolen in de zee zien, die zandwinning kan bemoeilijken.
Dijken. Continu aan de slag met dijkversterkingen om de bescherming tegen overstromingen op peil te houden. De illustratie laat een dijk zien met aan de ene kant de zee en aan de andere kant woningen en kantoren. Een stippellijn geeft aan dat de dijk na versterking hoger en breder wordt. Lees meer
Huidige aanpak. Dijken moeten aan wettelijke normen voldoen. Op dit moment loopt het Hoogwaterbeschermingsprogramma, een grote dijkversterkingsronde.
Als die klaar is, in 2050, voldoen alle primaire waterkeringen aan de nieuwe wettelijke normen.
De levensduur van dijken is ongeveer 50 jaar. Dus ook na 2050 moeten we blijven investeren om ze op orde te houden. De illustratie laat zien dat dit een cyclisch proces is.
Door zeespiegelstijging wordt die opgave groter. Bij 1 meter zeespiegelstijging moeten we 60% van de primaire waterkeringen verder versterken om aan de normen te blijven voldoen.
Voor dijkversterking is ruimte nodig: de keringen worden niet alleen hoger maar ook breder.
Het gaat om een strook van circa 10-90 meter. Vooral in bebouwde gebieden is dat een uitdaging.
Deze dijkversterkingen kosten geld. We moeten daar continu in blijven investeren.
Waterafvoer naar zee. Steeds meer pompcapaciteit inzetten voor waterafvoer naar zee. De illustratie laat een dwarsdoorsnede van een dam zien, bijvoorbeeld de Afsluitdijk. Lees meer
Huidige aanpak. Als het waterpeil in het IJsselmeer te hoog wordt, voeren we water ‘onder vrij verval’ af naar de Waddenzee, via spuisluizen in de Afsluitdijk. De illustratie laat zien hoe het water vanuit het IJsselmeer via spuisluizen in de Afsluitdijk naar de Waddenzee stroomt, waar het water lager staat.
Ook bij IJmuiden en Bath reguleren we het waterpeil door te spuien naar zee. De illustratie is een kaart: IJmuiden ligt ten noordwesten van Amsterdam aan zee, Bath ligt in de buurt van Bergen op Zoom aan de Westerschelde.
Spuien kan alleen als het water op zee lager staat dan in het binnenwater. Bij toenemende zeespiegelstijging staat het zeewater steeds vaker te hoog om te kunnen spuien.
De komende jaren worden daarom pompen gebouwd op de Afsluitdijk. Vanaf 1 meter zeespiegelstijging is spuien daar vrijwel onmogelijk. De afvoer is dan volledig afhankelijk van pompen.
We zullen steeds meer pompcapaciteit moeten inzetten, ook op andere plaatsen. Doen we dat niet, dan is er steeds vaker wateroverlast in het achterliggende gebied.
Stormvloedkeringen. Vaker sluiten óf vaker wateroverlast in buitendijks gebied accepteren. De illustratie laat de kenmerkende schuiven van de Oosterscheldekering zien. Lees meer
Huidige aanpak. Voor iedere stormvloedkering geldt een sluitpeil.
Wordt er een hogere waterstand op zee verwacht? Dan gaat de kering dicht. Zo beschermen we het achterliggende gebied. De illustratie is een dwarsdoorsnede met links de de zee, rechts het binnenwater en daartussen de stormvloedkering. De kering is gesloten. De waterstand op zee is hoger dan het sluitpeil. In het binnenwater is de waterstand gelijk aan het sluitpeil.
Bij toenemende zeespiegelstijging treden de sluitpeilen vaker op. De stormvloedkeringen gaan vaker dicht.
Bij 1 meter zeespiegelstijging sluiten de Oosterscheldekering en de Maeslantkering 90 keer zo vaak als nu. Vanaf 2 tot 3 meter zeespiegelstijging staan de stormvloedkeringen vrijwel continu dicht.
Als we de Oosterschelde en Nieuwe Waterweg in open verbinding met de zee willen houden, zouden we de sluitpeilen kunnen verhogen: de keringen sluiten dan vaker bij hogere waterstanden.
Er zijn ook andere oplossingen denkbaar, zoals het afsluiten van de Nieuwe Waterweg. Daar moeten we op termijn een besluit over nemen.

Gevolgen zoetwater

Door zeespiegelstijging komt er meer zout in onze watersystemen. De zoetwaterbeschikbaarheid staat nu al onder druk en loopt (veel) eerder tegen technische grenzen aan dan de waterveiligheid. Niet alleen door zeespiegelstijging, maar vooral ook door andere klimaateffecten.

Er zal steeds vaker niet genoeg rivierwater zijn om alle zoetwatersystemen zoet te houden. Dat speelt al voor 2 meter zeespiegelstijging.

Polders langs de kust. Rekening houden met meer verzilting: er is niet genoeg rivierwater om al het zout weg te spoelen. De illustratie is een polderlandschap met kassen en een windmolen. Lees meer
Huidige aanpak. We bestrijden de verzilting in polders langs de kust door ze met zoet rivierwater door te spoelen.
In de kuststreek is het grondwater zout. Het gewicht van de zee drukt het zoute grondwater omhoog. Door de zeespiegelstijging komt er meer zout in de poldersloten. De illustratie laat zien hoe zout water vanuit zee onder de duinen door gaat en via het grondwater in een sloot in de polder komt.
Als we de polders zoet willen houden, is steeds meer rivierwater nodig om ze door te spoelen. De illustratie is een kaart van Nederland. Pijlen geven aan dat zoet rivierwater vanuit de grote rivieren richting Noord- en Zuid-Holland en het Volkerak-Zoommeer gaat. Vanuit het IJsselmeer gaan pijlen naar Noord-Nederland en Noord-Holland.
Bij 1 meter zeespiegelstijging is ongeveer 2,5 keer zoveel doorspoelwater nodig als nu. Bij 3 meter zeespiegelstijging 6 keer zoveel.
Zoveel water is er nu al niet in droge zomers. We zullen op sommige locaties moeten leren omgaan met verzilting in de polders. De illustratie is een kaart van Nederland. Pijlen geven aan dat verzilting optreedt in de hele kuststreek, van Groningen tot Zeeland.
Zoetwatersystemen. Verzilting efficiënter bestrijden en voorbereid zijn op afnemend zoetwateraanbod. Lees meer
Huidige aanpak. We spoelen het zout weg met zoet rivierwater.
We hebben verschillende grote zoetwatersystemen. De meeste zijn nu al kwetsbaar voor verzilting: er komt zout in via de zeesluizen, open riviermondingen en grondwater. De illustratie is een kaar van Nederland die met pijlen laat zien dat zout binnenkomt in het IJsselmeer, het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal, de Nieuwe Waterweg en het Volkerak-Zoommeer.
Door zeespiegelstijging komt er meer zout in de zoetwatersystemen. Er is steeds meer rivierwater nodig om het zout weg te spoelen. Maar door klimaatverandering is er steeds minder rivierwater beschikbaar.
Vanaf 1 meter zeespiegelstijging is het IJsselmeerwater vaker en langduriger te zout voor drinkwaterbereiding.
Al ruim voor 2 meter zeespiegelstijging is er niet genoeg rivierwater om alle grote zoetwatersystemen zoet te houden. Ook door andere klimaateffecten, economische activiteiten en toenemende watervraag.
Dan moeten we keuzes maken: waar houden we het zoet en waar niet? De illustratie is een kaart van Nederland met vraagtekens in het IJsselmeer, Noord- en Zuid-Holland en Zeeland.

Welke oplossingen zijn op lange termijn denkbaar?

We kunnen voorlopig verder gaan met de huidige strategieën voor waterveiligheid en zoetwater. Maar er kan een moment komen waarop een andere strategie efficiënter is. Bijvoorbeeld:

Riviermondingen afsluiten en het rivierwater bergen in de Zuidwestelijke Delta of wegpompen

Rivierwater bergen in een groot meer voor de kust, waardoor ook de verzilting vermindert

Geen dijken meer verhogen en het leven aanpassen aan hoogwater en verzilting

Wat op termijn de beste strategie is, weten we nog niet. Dat hangt af van de snelheid waarmee de zeespiegel stijgt. Welke strategie we in de toekomst ook volgen: er moet dan ruimte zijn om te kunnen handelen.

De figuur geeft een toelichting op de ruimte die beschikbaar moet blijven om in de toekomst te kunnen handelen. Boven een schematische dwarsdoorsnede van zee naar het binnenland staan vier voorbeelden: ruimte houden voor zeewaartse oplossingen, zand beschikbaar houden voor toekomstige kustlijnzorg, rekening houden met verzilting in de kuststreek en ruimte vrijhouden voor dijkversterkingen, peilverhogingen en waterberging.

Wij kunnen hier rekening mee houden bij investeringen met een lange levensduur. Denk aan nieuwe woningbouwlocaties, haventerreinen en energienetwerken. Zo geven wij toekomstige generaties de ruimte om Nederland ook dan veilig en leefbaar te houden.

Wat zijn de volgende stappen?

De inzichten uit het Kennisprogramma Zeespiegelstijging benutten we in het Deltaprogramma en beleid:

De illustratie bestaat uit twee tijdlijnen naast elkaar, die beide van 2023 tot na 2032 lopen. Links de tijdlijn vanuit het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en rechts de tijdlijn voor het benutten van nieuwe inzichten. In 2023 staat bij de tijdlijn van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging: Tussenbalans. Met eerste inzichten in: de snelheid van zeespiegelstijging, gevolgen voor waterveiligheid en zoetwater en opties voor handelen. Bij de rechter tijdlijn staat tussen 2023 en 2026: inzichten benutten voor uitwerking Water en Bodem Sturend, inzichten benutten in Nota Ruimte en NPLG en in het Deltaprogramma het proces van herijking regionale strategieën starten. Bij 2026 staat bij Kennisprogramma Zeespiegelstijging: Eindrapport. Eindresultaat met onder andere: verschillende oplossingsrichtingen, effecten op gebruikers en functies en adaptatiepaden (mogelijke tijdlijnen van oplossingen). Bij de rechter tijdlijn staat onder 2026 herijking Deltaprogramma: strategieën bijstellen en inzichten benutten in Nationaal Waterprogramma. Bij 2032 staat bij de linker tijdlijn: nieuwe inzichten. Bij de rechter tijdlijn staat: herijking Deltaprogramma: strategieën bijstellen en inzichten benutten in Nationaal Waterprogramma.